Portbase, de neutrale partij voor alle logistieke informatie in de havens, stopt met de service transportopdracht. TLN heeft juist succes met hun standaarden. Hoe verhouden de datamodellen van deze standaarden zich? En wat vinden de container wegvervoerders hiervan? Twee belangrijke vragen waar Lambooy Logistiek eind 2017 in opdracht van NLIP onderzoek naar heeft gedaan.
In de logistieke sector is veel te doen rondom het thema uitwisseling van gegevensstromen. Er is een ontwikkeling waarneembaar naar toenemend gebruik van standaarden.
Mede dankzij het topsectorenbeleid heeft TLN de standaardisatie in digitale uitwisseling in 2013 nieuw leven ingeblazen met het project papierloos transport. Het doel was om standaarden en datadiensten te ontwikkelen, die alle transportondernemers in staat stelt om vrachtbrieven, facturen en transportopdrachten elektronisch met elkaar uit te wisselen. Niet gericht op een specifieke branche, maar breed toepasbaar voor de gehele sector.
Onlangs is bekend geworden, dat de service Transportopdracht van Portbase per 31 oktober gaat stoppen. Ondanks de voordelen in het efficiënter werken, lukt het Portbase niet om deze service op grotere schaal toegepast te krijgen. Er is in dit onderzoek een enquête uitgevoerd onder de containerwegvervoerders. Daaruit blijkt dat men wel degelijk overtuigd is van het nut om standaarden in te zetten. Vanuit dat oogpunt ligt het voor de hand dat er een alternatief komt, mogelijk de TLN transportopdracht of Transfollow.
De transportopdrachten van Portbase en TLN en het datamodel zijn uitgebreid geanalyseerd en met elkaar vergeleken. Hieruit bleek dat de Portbase opdracht weliswaar het meest uitgebreid en toegespitst was voor het containerwegvervoer, maar dat de variant van TLN aardig in de buurt komt. Met een aantal aanpassingen is dit een prima alternatief.
Koppelingen met Transfollow laten steeds vaker zien, dat de vrachtbriefgegevens ook als opdracht in een TMS gebruikt kunnen worden. Het datamodel van Transfollow is echter nog niet voldoende compleet om ook als transportopdracht te fungeren. Daarvoor ontbreken te veel velden in de elementen routing/hoofdtransport, transportequipment en gevaarlijke stoffen.
Met dit onderzoek en uit eerdere ervaring in de deelmarkt Distributie is wel aangetoond, dat vervoerders verder geholpen moeten worden met de inzet van een uniforme transportopdracht. Praktisch, technisch, projectmatig en mogelijk ook financieel (bijvoorbeeld via een voucherregeling). Voorwaarde bovendien is dat TMS leveranciers nauw betrokken worden, zodat zij het gebruik stimuleren in plaats van vasthouden aan de oude werkwijze waarin ieder te ontwikkelen koppeling onderdeel uitmaakt van het businessplan.
Via de branchevereniging of overkoepelende organisaties als een SUTC zullen ook verladers en rederijen overtuigd moeten raken in het gebruik van de standaard. Een lastige klus zo lang zij merken dat vervoerders nog altijd geneigd zijn zich aan te passen en specifieke koppelingen te laten bouwen. Het verder toepassen van standaarden past uitstekend in de activiteiten van de Stichting Uniforme Transport Code (SUTC) als beheers- en expertisecentrum voor standaarden.